Agentschap Telecom heeft wederom een ruimtevaartvergunning verleend aan Hiber. Met deze vergunning mag Hiber een nieuw type satelliet in een baan om de aarde brengen. Anders dan de eind 2018 gelanceerde satellieten beschikken de twee nieuwe satellieten Hiber 3 en 4 over voortstuwing en kunnen ze in de ruimte bijgestuurd worden. Met de lancering van de nieuwe satellieten, gepland voor het 4e kwartaal van dit jaar, worden de prestaties van het Hiber netwerk weer een stap verder gebracht.
Hiber werkt aan een netwerk van 50 satellieten die gezamenlijk ervoor moeten zorgen dat overal ter wereld connectiviteit beschikbaar is voor het ‘Internet of Things’: niet alleen in steden en dichtbevolkte gebieden, maar vooral ook in afgelegen delen van de wereld. De technologie van Hiber maakt het mogelijk om diensten aan te bieden voor het bestrijden van klimaatverandering en illegale visvangst, het volgen van vee en het efficiënter laten groeien van gewassen via precisiebemesting en irrigatie. Mede-oprichter Coen Janssen van Hiber: “Door meer capaciteit toe te voegen aan het netwerk komt ons bedrijf in een volgende fase. Voor onze klanten in de energie, transport en agrarische sector maken we het mogelijk om vaker berichten uit te lezen en bedrijfsactiviteiten meer inzichtelijk te maken.” Op deze manier zijn bedrijven en overheden over de hele wereld in staat om op een duurzame manier belangrijke aspecten te monitoren in de fysieke leefomgeving.
Behandeling vergunningaanvraag
De behandeling van vergunningaanvragen van satellieten is in de praktijk maatwerk en per definitie complex en arbeidsintensief. Nadat een aanvraag bij Agentschap Telecom is binnen gekomen, wordt samen met experts de aanvraag beoordeeld in een zogeheten audit. Daarbij wordt gekeken naar de financiering én de juridische en technische aspecten van de beoogde ruimtevaartactiviteit. Angeline van Dijk, directeur-hoofdinspecteur van Agentschap Telecom: “Met deze vergunning is voor Hiber een belangrijke volgende stap gezet. Als Agentschap zijn we trots een bijdrage te kunnen leveren aan deze voor Nederland steeds belangrijker wordende hightech industrie.”